Al sinds 1910 ratelen en stampen de schattige zonnebloemgele rijtuigen van de Ligne de Cerdagne door de glooiende bossen en getande bergen van de Pyreneeën, en ze hebben een speciale plaats in het hart van veel Franse reizigers veroverd.
Deze bergspoorlijn, die liefkozend de Kanarie of Petit Train Jaune (kleine gele trein) wordt genoemd, wordt door velen beschouwd als de mooiste in Frankrijk, maar is beslist geen luxetrein: het is een achtbaanrit waarbij je de koele bergwind in je haren voelt terwijl je omhoog puft naar het hoogste station van Frankrijk. On y va!
Begin: Villefranche-de-Conflet
Eind: Latour-de-Carol
Vertrek: Dagelijks
Afstand: 63 km
Duur: 4,5 uur
Verloop van de reis
De Petit Traine Jaune lijkt zo uit een doos kinderspeelgoed te komen, maar laat je niet foppen door de bescheiden afmetingen: dit treintje is stoerder dan je denkt. Veel van de oorspronkelijke tjoek-tjoeks die in 1910 in gebruik werden genomen, doen het nog steeds en rijden al meer dan honderd jaar over hetzelfde traject, al zijn sommige onlangs vervangen door moderne treinen met airconditioning. Maar puristen kiezen voor een van de originele rijtuigen van de Petit Train, compleet met houten stoelen, kleine ramen en iconische roodgele buitenkant, geïnspireerd op het sang et or (bloed en goud) van de Catalaanse vlag.
De trein begint zijn reis in het oude, ommuurde stadje Villefranche-de-Conflent op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella, hoog in de Franse Pyreneeën. Het stadje met zijn vestingmuren van de grote middeleeuwse bouwmeester Vauban is een passend beginpunt voor de Petit Train. Grommend en toeterend vertrekt hij uit Villefranche en rijdt al snel door indrukwekkend Pyreneeënlandschap, door diep beboste dalen langs berghellingen en bruisende rivieren.
De trein rijdt over zijn smalspoor nooit sneller dan 55 km/u, maar het lijkt veel sneller, zeker als je een plaats op een van de open rijtuigen hebt bemachtigd, waar de wind gegarandeerd weinig van je kapsel zal overlaten. Dit is wel de eerste rang voor de uitzichten. Bergdorpjes liggen tegen de hellingen geplakt en gouden kerktorens steken als wegwijzers af tegen de helderblauwe hemel.
Het oorspronkelijke doel van de Ligne de Cerdagne was om de dorpen in het hooggebergte te verbinden met de lagere uitlopers van de Pyreneeën. Voorheen waren die dorpjes voor de herders en de boeren alleen te voet of per ezel over eeuwenoude kronkelpaden bereikbaar. De bergachtige omgeving was technisch erg uitdagend en voor dit ambitieuze project waren niet minder dan 19 tunnels en 650 bruggen nodig. Het eerste stuk van Villefranche naar Mont-Louis werd in 1910 geopend, maar het laatste stuk tot Latour-de-Carol pas in 1927. In de winter ligt er vaak sneeuw op het spoor en de trein heeft zelfs een eigen speciale sneeuwploeg.
Maar die bijkomstigheden maken de treinreis juist zo spannend. Op zijn 63 kilometer lange route rijdt de Train Jaune door diep uitgesneden dalen, over hoge bruggen en langs steile, duizelingwekkende rotswanden die ook moderne ingenieurs de stuipen op het lijf zouden jagen.
Er zijn twee bijzondere bruggen: de Pont Gisclard, de enige hangspoorbrug van Frankrijk, die 80m boven een beboste kloof hangt, en het al even indrukwekkende tweelaagse Viaduc Sejourné (openingsfoto), waar 1500 arbeiders meer dan drie jaar aan hebben gewerkt. Meestal gaat de trein hier langzamer rijden om passagiers de gelegenheid te geven van het duizelingwekkende uitzicht te genieten. Omdat de trein op elektriciteit loopt, die wordt opgewekt door de waterkrachtcentrale hogerop in het Têt-dal, is er geen rommelende dieselmotor die de diepe bergstilte verstoort.
Ongeveer halverwege de reis kruipt de kleine gele trein omhoog door het vestingstadje Mont-Louis-la-Cabanasse voordat hij zijn hoogste punt bereikt in Bolquère-Eyne: met 1.592 meter tevens het hoogste station van het Franse spoorwegennet. Uiteraard is dit nog niet de hoogste piek van de Pyreneeën, maar alsnog heb je prachtig uitzicht. De passagiers stappen uit om hun benen te strekken en trekken een jas aan: het is hier enkele graden koeler dan in het dal en ook op zonnige dagen kan het kil zijn. Sommige mensen gaan wandelen over de hoogvlakte, anderen bezoeken een van de traditionele bistro’s in Mont-Louis-la-Cabanasse of Font-Romeu voor een maaltje garbure (stoofvlees) met aligot (aardappelpuree), met daarbij – naturellement – een pichet rode wijn.
Voor velen is dit het eindpunt, maar puristen rijden nog 25 kilometer verder naar het westen tot de laatste halte in Latour-de-Carol, op luttele kilometers van de Spaanse grens. Hier kun je overstappen voor Toulouse of Barcelona en van daaruit een hogesnelheidstrein nemen. Maar als je vroeg vertrekt, kun je hier ook rustig lunchen, wat in het dorp rondkuieren en op tijd weer terug zijn voor de avondmaaltijd in Villefranche. De Petit Train Jaune is namelijk een van die zeldzame treinreizen die je best twee keer kunt doen
Lees ook: 3x betoverende treinreizen door Frankrijk
Het leven aan boord
De Train Jaune is sober, maar dat is juist deel van de charme. Afhankelijk van het tijdstip rijden er vintage rijtuigen of moderne met airconditioning; let in de dienstregeling op ancien of moderne, of vraag het de lokettist wanneer je een kaartje koopt. De vintage treinen hebben maximaal zes rijtuigen, meestal enkele open en de rest overdekt. De stoelen zijn van hout, dus bereid je voor op een slapend achterwerk na drie uur hobbelen door de Pyreneeën. De meeste van de 22 stations zijn arrêts facultatifs, haltes op aanvraag. Als je daar wilt uitstappen, moet je dat op tijd laten weten.
Openingsbeeld: imelenchon/iStock